Niet ingelogd
Je bent niet ingelogd. Antwoorden en resultaten worden slechts tijdelijk opgeslagen.
Teksten en vragen
Opbouw examen vmbo-gt
Het examen bestaat uit 4 teksten. Over de vier teksten worden vragen gesteld. Het examen wordt afgesloten met een schrijfopdracht. De schrijfopdracht sluit aan bij de laatste tekst die je hebt gelezen.
Soorten teksten
In het examen kunnen verschillende soorten teksten worden aangeboden.
- Informatieve teksten
- Instructieve teksten
- Betogende teksten
Welke tekstsoort past het best bij een nieuwsartikel uit de krant.
Welke tekstsoort past het best bij een column uit de krant.
Welke tekstsoort past het best bij een recept.
Welke tekstsoort past het best bij een advertentie.
Welke tekstsoort past het best bij een schema.
Welke tekstsoort past het best bij een gebruiksaanwijzing.
Soorten vragen
Gesloten vragen
Veel vragen zijn gesloten vragen: er is één antwoord goed. De meeste gesloten vragen zijn meerkeuzevragen, maar er zijn vaak ook waar/niet waar-vragen.
Op welke manier wordt de tekst in alinea 1 ingeleid? De tekst wordt ingeleid door A de aanleiding voor het schrijven van de tekst te geven. B de mening van de schrijver te geven. C een belangrijke conclusie voorop te stellen. D een samenvatting van de tekst te geven.
|
Een afbeelding in een advertentie kan verschillende functies hebben. 1 De afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen. 2 De afbeelding trekt de aandacht van de lezer. 3 De afbeelding voegt inhoudelijk iets nieuws toe aan de tekst. Welke functie of functies heeft de afbeelding in deze advertentie vooral? A alleen 1 B alleen 2 C alleen 3 D 1 en 2 E 1 en 3 F 2 en 3
|
Kruis in het schema in de uitwerkbijlage aan welke beweringen waar of niet waar zijn volgens de tekst. Gebruik voor je antwoord de informatie uit alinea 6.
|
waar
|
niet
waar
|
De ‘puntkomma’ als leesteken zal zeker niet verdwijnen, omdat we die nog in appjes gebruiken. |
|
|
De ‘komma’ zal verdwijnen, want die gebruiken we met name uit gewoonte. |
|
|
De ‘punt’ is onmisbaar in álle teksten. |
|
|
|
Tips bij het beantwoorden van meerkeuzevragen
1 Bedenk eerst zelf een antwoord op de vraag
Lees de vraag goed en de antwoorden niet. Formuleer het antwoord en kies dan het antwoord wat het meest overeenkomt.
2 Streep onmogelijke antwoorden weg
Vaak zijn er één of twee onmogelijke antwoorden. Streep die weg en maak daarna je keuze.
3 Vertrouw op je eerste ingeving
Wijzig alleen het antwoord als je echt tot nieuwe inzichten bent gekomen. Probeer niet te gaan twijfelen.
Open vragen
Naast de gesloten vragen zijn er ook open vragen. Soms moet je bijvoorbeeld:
- een gedeelte uit de tekst toelichten;
- het zinsdeel of de woordgroep uit de tekst citeren waar naar wordt verwezen;
- iets in je eigen woorden uitleggen.
- een oorzaak-gevolg-schema verder invullen.
Bij sommige open vragen is aangegeven hoeveel woorden je minimaal moet of maximaal mag gebruiken.
Houd je aan dat aantal.
De overheid wenst strengere regels voor reclame in vlogs. > Citeer een zin uit alinea 3 of alinea 4 waarin de reden wordt gegeven. |
> Welke twee soorten intelligentie worden hier volgens de tekst bedoeld? Noteer je antwoord in de uitwerkbijlage. |
> Leg in eigen woorden uit wat de schrijvers hiermee bedoelen. Noteer je antwoord in de uitwerkbijlage en gebruik hiervoor niet meer dan 10 woorden. |