Niet ingelogd
Leuk dat je aan de slag gaat. Je kunt hier gewoon oefenen. Dat mag iedereen.
Maar je bent niet ingelogd, dus je gegevens worden niet opgeslagen.
Doet je school mee, dan kun je hier inloggen.
Stap 4: Soorten rivieren
Waar komt al dat water vandaan? Ga eens op een brug over een rivier staan en kijk naar het stromende water. Grote watermassa’s en het blijft maar stromen. Hoe kan het dat het water niet op raakt?
Twee soorten rivieren
Sommige rivieren worden ‘gevoed’ door het water dat als neerslag in hun stroomgebied valt. Dat zijn regenrivieren. Hun debiet, de hoeveelheid water die ze afvoeren, is afhankelijk van de neerslag.
Valt er veel neerslag in hun stroomgebied, dan neemt hun debiet toe en stijgt hun waterpeil sterk.
Valt er weinig regen in hun stroomgebied, dan is hun debiet klein en hun waterpeil laag. Het debiet van een regenrivier varieert dus sterk. Een voorbeeld van een regenrivier is de Maas.
Er zijn ook rivieren die het smeltwater van gletsjers afvoeren. Dat zijn gletsjerrivieren. In de zomer smelten gletsjers het snelst, in de winter het langzaamst. Daardoor schommelt het debiet van deze rivieren.
Veel rivieren zijn zogenaamde gemengde rivieren.
Deze krijgen water aangevoerd dat als neerslag in hun stroomgebied valt, naar ook smeltwater van gletsjers.
’s Winters voeren ze weinig smeltwater af en veel regenwater. ’s Zomers is het precies omgekeerd.
Daarom is het verschil in hun regiem niet zo groot als dat van regenrivieren. De Rijn is een gemengde rivier.
Overigens geldt niet voor elke rivier dat het water niet opraakt.
Beken en rivieren, die het vooral van smeltwater moeten hebben, vallen in de zomer vaak droog.
En in perioden van grote droogte hebben ook regenrivieren weinig water.
Gletsjerrivieren
Ga op internet op zoek naar een of meerdere afbeeldingen van gletsjerrivieren en van regenrivieren.
Probeer afbeeldingen te vinden waarmee je het verschil tussen beide soorten rivieren duidelijk kunt maken.