Bij dieren die in groepen leven heeft vaak één dier meer macht dan de andere dieren.
Zo’n dier noem je de leider.
Startopdracht A: Manieren om te leiden
Er zijn verschillende manieren om de leider te zijn.
Je gaat twee filmpjes bekijken.
- Lees eerst de vragen goed door.
- Bekijk de filmpjes.
- Beantwoord daarna de vragen.
- Bespreek de antwoorden in de klas.
- Waaruit bestaat een kudde?
- Wat levert het leven in een kudde op?
- Wat is de rol van de leider?
- Op welke manier laat de leider zien dat hij/zij de leider is?
- Wat doen de kuddeleden?
- Welke twee typen leiderschap komen voor in het filmpje?
- Welke verschillen zijn er tussen de twee typen leiderschap?
- Heb je het blok ‘Zenden en ontvangen’ (Thema Waarnemen en reageren) ook al gedaan?
Bespreek dan het commentaar dat bij het filmpje is ingesproken.
Wat valt je op?
Hoe zou jij het doen?
Startopdracht B: Leiderschap
In twee- of drietallen.
In de filmpjes heb je een paar manieren van leiderschap gezien.
- Kennen jullie nog andere vormen van leiderschap bij dieren? Geef voorbeelden.
- Jij hebt ook dagelijks te maken met leiding: thuis, op school of bij een vereniging. Ervaar je daar verschillende manier van leiding geven? Kun je ze beschrijven?
Werken de verschillende manieren allemaal even goed? Waarom wel of niet?
- Ook in je klas zijn leiders. Hoe werkt dat leiderschap? Wat maakt iemand tot een leider?
Is de leider steeds dezelfde?
- Hoe vind jij het om een leider te hebben? Of om een leider te zijn?
In dit blok bestudeer je het gedrag van dieren en mensen in groepen.
Als eindopdracht onderzoek je hoe gedrag van mensen kan worden beïnvloed.