Stap 1c: Cirkels | StudioEindexamen

Bekijk de figuur hiernaast.
De figuur bestaat uit twee rechte lijnstukken (`"MA"` en `"MB"`)
en een deel van een cirkel (cirkelboog `"AB"`).

Bereken de `"omtrek"` van het figuur.
Rond je antwoord af op één cijfer achter de komma.

`"omtrek" \approx 8","4`

`"omtrek" \approx 10","6`

`"omtrek" \approx 12","2`

`"omtrek" \approx 16","4`

Vier cirkeltjes passen precies binnen een vierkant.
De `"oppervlakte"` van één cirkeltje is `78","5` `"cm"^2`.

Bereken de `"oppervlakte"` van het vierkant.

`"oppervlakte vierkant" \approx 100 "cm"^2`

`"oppervlakte vierkant" \approx 250 "cm"^2`

`"oppervlakte vierkant" \approx 400 "cm"^2`

`"oppervlakte vierkant" \approx 500 "cm"^2`

Je ziet een cirkel met middelpunt `"M"` en een cirkel met middelpunt `"N"`. Van beide cirkels is de `"straal"` `3` `"cm"`. Je ziet ook de punten `"A"`, `"B"` en `"C"`.

Waar of niet waar?

I Punt `"A"` ligt minder dan `3` `"cm"` van `"N"` en meer dan `3` `"cm"` van `"M"`.

II Punt `"B"` ligt minder dan `3` `"cm"` van `"N"` en minder dan `3` `"cm"` van `"M"`.

III Punt `"C"` ligt meer dan `3` `"cm"` van `"N"` en meer dan `3` `"cm"` van `"M"`.

Alleen I is waar.

Alleen III is waar.

Alleen I en III zijn waar.

Alleen I en II zijn waar.

I, II en III zijn alle drie waar.

Niet ingelogd

Vlakke figuren: Cirkels