uitgaven en inkomsten voor de maand april |
uitgaven | € | inkomsten | € |
consumpties | 25 | bijbaantje | 95 |
kleding | ..1.. | geld oma en opa | 15 |
make-up | 30 | kleedgeld | 75 |
schoenen | ..2.. | zakgeld | 25 |
sieraden | 15 | | |
totaal | ..3.. | totaal | ..4.. |
Uiteindelijk koopt Iris ergens anders een avondjurk voor € 60. De schoenen zijn afkomstig uit de nieuwe collectie en zijn dus duurder. “Dat valt even tegen…” zegt Iris. “Ik rekende op € 70,-. Nu moet ik € 99,95 betalen voor een paar mooie schoenen. Kom ik nog wel uit met mijn budget?”
a Noteer de gewijzigde uitgaven voor kleding, schoenen en totalen.
b Geef hieronder aan of er sprake is van een tekort of een overschot.
Schrijf je berekening van het tekort of overschot op.