Niet ingelogd
Leuk dat je aan de slag gaat. Je kunt hier gewoon oefenen. Dat mag iedereen.
Maar je bent niet ingelogd, dus je gegevens worden niet opgeslagen.
Doet je school mee, dan kun je hier inloggen.
Stap 1: Verschillende neerslag
Verschillende soorten neerslag
In de introductievideo en in de Stap 'Wat kan ik al?' ben je drie soorten regen tegengekomen.
Stuwingsneerslag
Een luchtstroom die op zijn weg een berg of gebergte tegenkomt, moet omhoog. Hoe hoger hoe koeler en warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. De aanwezige waterdamp condenseert, verdicht zich en valt als neerslag naar beneden (condenseren is het overgaan van een gas- of dampvorm naar een vloeibare vorm). Deze neerslag heet stuwingsneerslag en valt meestal aan de loefzijde van de berg, de kant waar de wind vandaan komt. Aan de andere kant, de lijzijde, is het meestal erg droog. De waterdamp is aan de loefzijde al uit de lucht verdwenen. De droogte aan de lijzijde wordt ook wel de regenschaduw genoemd.
Stijgingsneerslag
Als de zon het aardoppervlak verwarmt dan warmt de lucht erboven ook op. Warme lucht stijgt op en koelt in hogere lagen weer af. Koele lucht kan minder waterdamp bevatten, er treedt condensatie op en neerslag is het gevolg. Stijgingsregens komen veel voor boven de evenaar. De kracht van de zon is er het grootst. Door de grote hoeveelheid vocht in de lucht ontstaan er tropische regenbuien.
Frontale neerslag
Frontale neerslag is neerslag die ontstaat op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen. Frontale neerslag zie je vaak in West-Europa. Warme lucht uit het zuiden waait naar het noorden en botst tegen koude lucht. Het front ligt op het punt waar de koude en warme lucht elkaar raken. De koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen. Als de warme lucht opstijgt, koelt hij af door de botsing met de koude lucht. Hierdoor ontstaat er een brede wolkenband waarin de aanwezige waterdamp gaat condenseren en als regen, hagel of sneeuw naar beneden valt.
|
Als het over neerslag gaat spelen ook de volgende begrippen een rol:
Normaalwaarden of normalen
Neerslag: waar, wanneer en hoeveel…?
In de klimatologie wordt veel over “normaalwaarden” of “normalen” gesproken. Een “normaal” is de gemiddelde waarde van een bepaalde grootheid (bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in juli of de gemiddelde neerslagsom in april) over de laatste 30 jaar.
Bij neerslag is het wenselijk om te meten over een langere periode dan 30 jaar. Neerslag is namelijk variabel. Het kan zo zijn dat het ene jaar relatief weinig neerslag valt, en het jaar erop relatief veel. Dit heeft te maken met de luchtstromen en drukgebieden die variabel zijn.
Neerslagverdeling
Met neerslagverdeling wordt “de verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar” bedoeld. Dit kan per gebied worden gemeten (vaak wordt De Bilt als uitgangspunt genomen) maar ook per land. Hoewel we in Nederland het gevoel hebben dat er veel neerslag valt, is dit feitelijk niet het geval. Gemiddeld valt er gedurende 7% van de tijd in Nederland neerslag in de vorm van regen, sneeuw, ijzel of hagel en dat staat gelijk aan ongeveer één uur en veertig minuten aan neerslag per dag.
Het gevoel dat Nederland een nat land is, wordt vooral gevoed door de onvoorspelbaarheid van het Nederlandse klimaat. We kennen geen uitgesproken natte of droge periodes en de kans op neerslag is erg vaak aanwezig. Het KNMI kan ons zelden garanderen dat het een hele dag droog blijft. Dat het weer in Nederland alle kanten op kan gaan heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste zijn de ligging aan zee, het ontbreken van bergen en het feit dat we vaak op een scheidslijn van warme en koude luchtstromen liggen.
Waterbalans
De waterbalans is de verhouding tussen de hoeveelheid neerslag aan de ene kant en de mate van verdamping en de hoeveelheid afstromend water aan de andere kant. De hoeveelheid neerslag die we nodig hebben voor ons drinkwater, onze landbouw en voor planten wordt nuttige neerslag genoemd. Als er te veel neerslag valt ontstaan er vaak overstromingen; bij te weinig neerslag ontstaat er droogte. In Nederland kennen we in de zomer vaak een watertekort, in de winter vaak een wateroverschot. Op een dag met extreme neerslag kan het waterpeil in een rivier enorm stijgen. Al het regenwater dat niet in de bodem trekt moet worden afgevoerd via beken, zijstromen en rivieren. Tijdens zo’n piekafvoer moeten dijken het water binnen de uiterwaarden houden en overstromingen voorkomen.
Neerslagintensiteit
De intensiteit van de neerslag is een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt: zoveel water, in zoveel tijd. Neerslagintensiteit wordt uitgedrukt in millimeter per tijdseenheid: millimeter per uur, per 6 uur, of per dag, enzovoorts. We zeggen bijvoorbeeld: “Er viel 30 mm regen vandaag”. Dat betekent een laag van 30 mm water op één plek in één dag. In sommige landen wordt gesproken over het volume regen op een vierkante meter: ‘Er viel 10 liter regen per m² vandaag.’ Een millimeter regen op een m² is gelijk aan een liter.
Wat is een hoge of een lage intensiteit? Dat hangt van de lokale omstandigheden af, van de regenval waaraan men gewend is en die door het watersysteem kan worden verwerkt. Een hoge intensiteit in Nederland kan bijvoorbeeld 30 mm per uur zijn, een lage een paar mm per dag.
Neerslag
Welke begrip wordt omschreven?
Dit is een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt.
Het gaat om het aantal millimeter per tijdseenheid. |
Neerslag
Welke begrip wordt omschreven?
De verhouding tussen de hoeveelheid neerslag enerzijds en de mate van verdamping + de hoeveelheid afstromend water anderzijds. |
Neerslag
Welke begrip wordt omschreven?
De verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar. |
Neerslag
Welke begrip wordt omschreven?
De gemiddelde waarde van de hoeveelheid regen over de laatste 30 jaar. |