Bestudeer de volgende Kennisbankitems.
Maak de opgaven.
Sparen of lenen?
I Als je .....1....., kun je nu minder kopen, maar straks meer.
II Als je .....2....., verplaats je koopkracht van nu naar de toekomst.
1 = spaart, 2 = spaart
1 = spaart, 2 = leent
1 = leent, 2 = spaart
1 = leent, 2 = leent
Jorrick spaart € 20,- per maand. Hij heeft nog geen idee wat hij met zijn spaargeld gaat doen. Jorrick spaart ......
met een doel
uit voorzorg
Jantine zet € 2400,- op een spaarrekening bij een bank. De bank geeft 5% rente. Welke bedrag heeft Jantine over twee jaar op haar rekening staan als ze geen geld tussendoor opneemt.
€ 2520,-
€ 2640,-
€ 2646
€ 2724
Welke woorden moeten worden ingevuld? I Het rentepercentage dat je van de bank krijgt, noem je het .....1..... rentepercentage. II Als er inflatie is, is het reële rentepercentage .....2..... dan het nominale rentepercentage.
1 = nominale, 2 = hoger
1 = nominale, 2 = lager
1 = reële, 2 = hoger
1 = reële, 2 = lager
Waar of niet waar? Als het inflatiepercentage hoog is, is sparen aantrekkelijk.
waar
niet waar
Waar of niet waar?
I 'Rood staan' is hetzelfde als een doorlopend krediet.
II Hoe meer schulden je hebt, hoe makkelijker je een lening bij een bank krijgt.
I en II zijn beide waar.
I is waar, II is niet waar.
I is niet waar, II is waar.
I en II zijn beide niet waar.
I Hoe hoger je inkomen, hoe makkelijker je een lening bij de bank kunt krijgen.
II Door het betalen van de rente over je schuld wordt je schuld kleiner.
I is waar, II is waar
I is waar, II is niet waar
I is niet waar, II is waar
I is niet waar, II is niet waar
Mirjam Sterk sluit een hypotheek af bij de Rabobank. Wat klopt?
Mirjam Sterk is hypotheekgever, de Rabobank is hypotheeknemer
Mirjam Sterk is hypotheeknemer, de Rabobank is hypotheekgever
Welke hypotheekvorm past bij de volgende omschrijving?
De jaarlijkse lasten worden steeds kleiner omdat je steeds minder rente betaalt.
lineaire hypotheek
annuïteiten hypotheek
spaarhypotheek
aflossingsvrije hypotheek
Je betaalt steeds minder rente, maar steeds meer aan aflossing.
Aan het eind van de looptijd moet de hypotheekgever eigen geld hebben om de lening af te lossen of opnieuw een lening afsluiten.
I Als een verhuurder overlijdt, moet de huurder de gehuurde woning verlaten.
II Woon je in een huurhuis dan hoef je geen geld te reserveren voor groot onderhoud.
Vul het juiste woord in.
Als de eigenaar van een woning het goed vindt, kan een huurder een deel van zijn woning verhuren aan een medebewoner.
Je noemt dat
Geef hieronder aan welke onderdelen bij het afdrukken of exporteren meegenomen dienen te worden.