Bestudeer de volgende Kennisbankitems.
Maak de opgaven.
Producten kun je onderverdelen in goederen en diensten. Zijn de volgende beweringen waar of niet waar?
I De halfjaarlijkse controle bij de tandarts reken je tot de diensten.
II Een film op de televisie reken je tot de diensten.
I en II zijn beide waar.
I is waar, II is niet waar.
I is niet waar, II is waar.
I en II zijn beide niet waar.
Hieronder zie je een aantal verschillende uitgaven van een gezin.
Vink de uitgaven aan die horen bij de dagelijkse uitgaven.
gas en elektra
contributie sportschool
nieuwe schoenen
benzine
brood
reparatie fiets
Waar of niet waar?
I Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je je budget.
II Als je moet bezuinigen, kun je dat het beste doen op de uitgaven aan primaire behoeften.
I is waar, II is niet waar
Reken om.
I € 90,- per week aan boodschappen is gelijk aan € ...1... per maand.
II Een autoverzekering van € 40,- per kwartaal, is gelijk aan € ...2... per jaar.
1 = € 360,-, 2 = € 120,-
1 = € 360,-, 2 = € 160,-
1 = € 390,-, 2 = € 120,-
1 = € 390.-, 2 = € 160,-
Bekijk de tabel.
Welke getallen moet nog ingevuld worden?
1 = € 1260,-, 2 = € 1104,-
1 = € 1260,-, 2 = € 1164,-
1 = € 1305,-, 2 = € 1104,-
1 = € 1305,-, 2 = € 1164,-
1 = 70, 2 = 123
1 = 70, 2 = 141
1 = 90, 2 = 123
1 = 90, 2 = 141
De heer Van der Horst heeft het afgelopen jaar een loonsverhoging van 2% gekregen. De inflatie was het afgelopen jaar 3%.
Wat klopt als je kijkt naar het loon van de heer Van der Horst?
Zowel het nominale loon als het reële loon is gedaald.
Het nominale loon is gedaald, het reële loon is gestegen.
Het nominale loon is gestegen, het reële loon is gedaald.
Zowel het nominale loon als het reële loon is gestegen.
Bereken op basis van onderstaande gegevens de Consumentenprijsindex.
consumentenprijsindex =
Geef hieronder aan welke onderdelen bij het afdrukken of exporteren meegenomen dienen te worden.