Niet ingelogd
Je bent niet ingelogd. Antwoorden en resultaten worden slechts tijdelijk opgeslagen.
Eindopdracht: Toets
De opdracht sluit je af met een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je een score en kun je jouw antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Probeer te leren van je eventuele fouten.
1
Waar of niet waar?
De waarde die staat afgebeeld op een 2 euromunt is gelijk aan de metaalwaarde van de munt.
2
Waar of niet waar?
De waarde die gedrukt staat op een bankbiljet van 10 euro is gelijk aan de papierwaarde van het bankbiljet.
3
Wat is de juiste omschrijving van chartaal geld?
4
Waar of niet waar?
Een bankbiljet van € 10,- is chartaal geld.
5
Waar of niet waar?
Als je van je bankrekening € 100,- overschrijft naar een andere rekening betaal je giraal.
6
In welk rijtje staan alleen girale betaalmiddelen?
7
Waar of niet waar?
Internetbankieren is een voorbeeld van giraal betalen.
8
Directe of indirecte ruil.
Janneke gaat naar de bioscoop. Ze betaalt met de bioscoopbon die je voor haar verjaardag heeft gekregen.
9
In welk geval wordt geld als rekenmiddel gebruikt?
10
Kies het juiste woord.
De manier waarop het werk verdeeld wordt, noem je ....