Lichtbreking en lenzen
Is het je wel eens opgevallen dat het in bad net lijkt of je hele kleine voeten hebt? Of dat het in het zwembad net lijkt of je hele korte benen hebt? Hoe komt dit?

Bekijk het filmpje:


Opdracht 1 Lichtbreking
Bestudeer de kennisbank.

Kennisbank  Licht

Hoe kom je in bad nu aan die heel kleine voeten of  korte benen in het zwembad? Deze proefjes leggen uit hoe dat komt.

Benodigdheden:

  • zaklamp die veel licht geeft
  • rond drinkglas
  • schoenendoos
  • schaar
  • potlood
  • water

Doe het proefje en maak gebruik van de werkbladen.

Werkblad

Werkblad

Inleveren  Werkbladen

Werkbladen

Hier kun je je werkbladen inleveren bij de docent.

Bladeren
Lenzen: een heleboel stukjes prisma
In een prisma worden lichtstralen gebroken. De lichtstralen worden afgebogen in verschillende richtingen en daardoor zie je verschillende kleuren.

In een bril of verrekijker zitten lenzen. Deze zijn gemaakt van kunststof of glas. Maar ook een oog heeft een lens! Lenzen zorgen ervoor dat licht wordt gebroken. Een lens kun je dus ook zien als een heleboel stukjes prisma. Hoe dichter je bij de top bent, hoe sterker de afbuiging. Zo kan het dat lichtstralen die evenwijdig aan elkaar binnenkomen, toch naar één punt worden afgebogen.




Opdracht 2
Holle en bolle lenzen

  • Bekijk de filmpjes.
  • Bestudeer uit de Kennisbank Lenzen.
  • Beantwoord daarna de vragen.

Bekijk de filmpjes.

 


Bestudeer de Kennisbank 

Kennisbank  Lenzen

Beantwoord de volgende vragen:

1

Waar of niet waar?
Bolle lenzen worden ook wel positieve lenzen genoemd.

2

Waar of niet waar?
Bolle lenzen zijn aan de randen dikker dan in het midden.

3

Waar of niet waar?
Als er licht op een bolle lens valt, buigt het licht zo af dat de lichtstralen dichter naar elkaar toe gaan.

4

Waar of niet waar?
Als er licht op een bolle lens valt, krijg je een convergerende lichtbundel.

5

Als er licht op een bolle lens valt, ontstaat er een punt waar alle lichtstralen samenvallen, het brandpunt. 

Waar of niet waar?
Hoe boller de lens, hoe groter de brandpuntsafstand.

6

Als er licht op een bolle lens valt, ontstaat er een punt waar alle lichtstralen samenvallen, het brandpunt. 

Waar of niet waar?
Hoe boller de lens, hoe sterker de lens.

7

Waar of niet waar?
Holle lenzen worden ook wel negatieve lenzen genoemd.

8

Waar of niet waar?
Holle lenzen zijn aan de randen dikker dan in het midden.

9

Waar of niet waar?
Als er licht op een holle lens valt, buigt het licht zo af dat de lichtstralen van elkaar af gaan.

10

Waar of niet waar?
Als er licht op een holle lens valt, krijg je een divergerende lichtbundel.

11

Waar of niet waar?
Het brandpunt van een holle lens ligt vóór de lens.

Opdracht 3
Lenzen en spiegels


1

Waar of niet waar?
Stralen door het midden van de lens worden niet gebroken.

2

Waar of niet waar?
Stralen loodrecht op de lens gaan na breking door het brandpunt.

3

Waar of niet waar?
Het beeld van het voorwerp is altijd even groot als het originele voorwerp.

4

Waar of niet waar?
Het beeld van het voorwerp staat omgedraaid ten opzichte van het originele voorwerp.

5

Waar of niet waar?
De afstand van het voorwerp tot de lens noem je de voorwerpafstand.

6

Waar of niet waar?
De beeldafstand is de afstand van het origineel tot het beeld.

7

Waar of niet waar?
Als de beeldafstand groter is dan de voorwerpafstand heb je te maken met een verkleining.

8

Waar of niet waar?
De vergroting (of verkleining) kun je uitrekenen door de grootte van het beeld te delen door de grootte van het voorwerp.


Opdracht 4 Stappenplan beeld constructie

Als je een voorwerp en een lens hebt en je weet waar het brandpunt ligt, kun je van het voorwerp het beeld construeren.
Zet de vier afbeeldingen met beschrijvingen in de juiste volgorde.






De top van het beeld komt op de plaats waar de twee lichtstralen elkaar snijden. De voet van het beeld komt op de hoofdas. Je ziet dat het beeld is omgedraaid. v s de voorwerpafstand en b de beeldafstand.






Trek een straal vanaf de top van het voorwerp loodrecht op de lens. Stralen loodrecht op de lens gaan na breking door het brandpunt (F).






Teken door het midden van de lens een horizontale lijn, de hoofdas. Op de hoofdas staat het voorwerp. Het brandpunt (F) ligt op de hoofdas.






Teken de lichtstraal van de top van het voorwerp door het midden van de lens. Stralen door het midden van de lesn worden niet gebroken. De straal gaat dus rechtdoor.

Opdracht 5
Vergroten of verkleinen

1

Een positeve lens kan een voorwerp zowel vergroten als verkleinen.
Vul 'kleiner' of 'groter' in.

Als een positieve lens vergroot, is de voorwerpafstand dan de beeldafstand.
Als een positieve lens verkleint, is de voorwerpafstand dan de beeldafstand.

 

2

Een dia van `3,5` cm bij `2,5` cm wordt geprojecteerd op een scherm.
Het beeld is `105` cm bij `75` cm.
Bereken de vergroting.

3

Een fotograaf maakt een foto van een huis met een hoogte van `20` m.
Op de het schermpje van zijn camera is de hoogte `2` cm.
Bereken de vergroting.

Opdracht 6
Waterdruppels 

Als je in de spiegel kijkt, dan zie je jezelf. Maar heb je wel eens goed gekeken naar de spiegel in de badkamer? Wat zie je in een druppel op een spiegel?

Download het werkblad.
Benodigdheden:

  • spiegel aan de muur
  • water
  • Doe het proefje en maak gebruik van het werkblad.

Inleveren  Werkblad

Werkblad

Hier kun je je werkblad inleveren bij de docent.

Bladeren

  • Uitleg - Spiegelbeeld

    Als je in de spiegel kijkt, dan zie je je spiegelbeeld. Normaal staat het spiegelbeeld rechtop, maar in een druppel op de spiegel staat het op zijn kop. Een druppel werkt namelijk als een lens en die keert het spiegelbeeld om.