Je kunt:

  • uitleggen wat geluid is
  • beschrijven dat geluidsbronnen verschillende soorten geluidstrillingen maken
  • uitleggen dat de geluidssnelheid afhangt van de tussenstof
  • uitrekenen hoe lang geluid erover doet om een afstand af te leggen (s=v*t)
  • beschrijven dat er een verband is tussen de frequentie (geluidshoogte) en het aantal
  • trillingen per seconde
  • uitleggen hoe je door middel van een oscilloscoop kunt zien of het gaat om een hoge of
  • een lage toon (toonhoogte, frequentie)
  • uitleggen hoe je door middel van een oscilloscoop kunt zien of het gaat om een hard of
  • een zacht geluid gaat (volume, amplitude of uitwijking)
  • beschrijven wat geluidshinder is en hoe je gehoorschade kunt voorkomen
  • de onderdelen van het oor in een afbeelding benoemen.
  • de onderdelen van het oor in de volgorde zetten waarin ze informatie over geluid doorgeven.
  • beschrijven hoe het oor de trillingen van geluid omzet tot impulsen en hoe die bij de
  • hersenen komen.
  • beschrijven dat de geluidssterkte en de trillingsfrequentie onze gehoorgrenzen bepalen.
  • uitleggen wat het voordeel is van het horen met twee oren.
  • aangeven waardoor schade aan het oor kan ontstaan en hoe je dat kunt voorkomen
    uitleggen waardoor je je eigen stem anders hoort dan dat iemand anders die hoort.
  • de geluidssterkte meten met een decibelmeter (dB)