Inademen en uitademen


Een ademhaling bestaat uit een in- en uitademing.

Inademen

Bij de borstademhaling breng je je ribben omhoog. Je gebruikt daarvoor tussenribspieren. Doordat de longen worden uitgerekt is er meer ruimte. De druk is daardoor lager en lucht stroom vanzelf naar binnen.
Je kunt ook de spieren van je middenrif spannen. Het middenrif gaat dan omlaag. Dat heet buikademhaling. Ook hierdoor wordt de ruimte in je longen groter en gaat er lucht naar binnen.
Meestal gebruik je beide manieren van ademhalen tegelijk.

Uitademen
Je borstkas wordt na een inademing vanzelf kleiner. De zwaartekracht laat je ribben naar beneden zakken. De ruimte in de longen wordt kleiner en de druk neemt daardoor toe. De lucht stroomt naar buiten.
Door de middenrifspieren te ontspannen gaat het middenrif weer bol staan. De ruimte in de longen wordt kleiner.
Je middenrif wordt dan weer boller. Je kunt de lucht ook met kracht uitblazen. Dan span je de spieren van je borstkas. Je kunt ook je buikspieren samentrekken. Dan druk je met kracht je middenrif omhoog.