Bevruchting en ontwikkeling: elke zygote is anders


Als een zaadcel een eicel ontmoet, kunnen ze versmelten tot één nieuwe cel. Er ontstaat dan een bevruchte eicel ofwel zygote.
De zygote kan zich verder ontwikkelen tot volwassen dier of plant.
In de zygote komen de erfelijke eigenschappen van de vader en de moeder bij elkaar. Daardoor lijkt de nakomeling in sommige eigenschappen op de moeder, in andere op de vader. Bij elke nakomeling is die mix van eigenschappen net een beetje anders. Daardoor is bij soorten die zich geslachtelijk voortplanten elk individu uniek.
Dat kan grote voordelen hebben, bijvoorbeeld wanneer er in de omgeving iets verandert (de temperatuur stijgt b.v. of een bepaald soort voedsel raakt op, of er breekt een bepaalde ziekte uit). Er zullen veel individuen dood gaan, maar er zijn altijd wel een paar met iets andere eigenschappen, waardoor ze overleven.

Bij ongeslachtelijke voortplanting hebben alle individuen precies dezelfde eigenschappen. Onder slechte omstandigheden zullen ze daardoor allemaal doodgaan. 

ongeslachtelijke voortplanting: alle nakomelingen zijn identiek

geslachtelijke voortplanting: er is variatie onder de nakomelingen