Nestblijvers en nestvlieders
Nestvlieder en nestblijver zijn termen die in de biologie worden gebruikt om aan te geven hoever de jongen van een diersoort zijn ontwikkeld bij de geboorte of uit het ei komen.
Bij nestvlieders zijn de jongen genoeg ontwikkeld om binnen relatief korte tijd de plaats waar ze zijn geboren of uit het ei gekomen te verlaten en op eigen kracht de ouder(s) te volgen.
Voorbeelden zijn reptielen en hoefdieren. Kuddedieren als hoefdieren baren jongen die volledig ontwikkeld ter wereld komen en al binnen een uur kunnen lopen.
Nestblijvers daarentegen zijn daarvoor nog niet ver genoeg ontwikkeld. Ze brengen nog langere tijd in nest of hol door, waar ze door hun ouders worden verzorgd. Voorbeelden zijn muizen, konijnen, maar ook mensen.
Er is dus een groot verschil in de mate van ontwikkeling bij de geboorte bij dieren. Zo worden veel knaagdieren, konijnen en verscheidene roofdieren, zoals beren, naakt en blind geboren in een hol. De eerste paar weken van hun leven hebben ze verzorging van de moeder nodig.
Koolmezen vliegen af en aan naar het nestkastje om hun jongen te voeren. Koolmezen krijgen veel zorg van de ouders: het zijn nestblijvers. Andere voorbeelden van nestblijvers zijn zwaluwen, merels, mezen en roofvogels zoals de buizerd. |
Wilde eenden zijn nestvlieders. Als ze uit het ei zijn gekropen, moeten ze hun eigen voedsel zoeken. Andere voorbeelden van nestvlieders zijn kieviten, kwartels en kippen. |