Inhoud cilinder

Voorbeeld
Je ziet een cilinder.
Het grondvlak van de cilinder is een cirkel met een `"straal"` van `3  "cm"`.
De `"hoogte"` van de cilinder is `10  "cm"`.

Bereken de `"inhoud"` van de cilinder.

  • `"oppervlakte grondvlak"` = `"π"` `xx` `"straal"`²
  • `"oppervlakte grondvlak"` = `"π"` `xx` `3²`
  • `"oppervlakte grondvlak"` ≈ `3","14` `xx` `9` = `28","26` `"cm²"`

  • `"inhoud cilinder"` = `"oppervlakte grondvlak"` `xx` `"hoogte"`
  • `"inhoud cilinder"` ≈ `28","26` `xx` `10` = `282","6` `"cm³"`