Ruimtecoördinaten

Een ruimtelijk figuur kun je in een assenstelsel met drie assen tekenen.
De oorsprong is dan het punt `"O"`(`0`,`0`,`0`).
Ook de andere punten geef je aan met drie ruimtecoördinaten.

Voorbeeld
In het assenstelsel zie je balk `"ABCO"` · `"EFGH"` getekend.

De assen zijn de lijnen door `"OA"`, `"OC"` en `"OH"`.

Voor de hoekpunten van de balk geldt:

`"A"` (`2`,`0`,`0`) `"B"` (`2`,`5`,`0`) `"C"` (`0`,`5`,`0`) `"O"` (`0`,`0`,`0`)
`"E"` (`2`,`0`,`3`) `"F"` (`2`,`5`,`3`) `"G"` (`0`,`5`,`3`) `"H"` (`0`,`0`,`3`)

De eerste coördinaat geeft aan hoeveel je naar voren gaat, de tweede coördinaat geeft aan hoeveel je naar rechts gaat en de derde coördinaat geeft aan hoeveel je omhoog gaat.