Tijd
Als eenheid van tijd gebruik je seconde (`"s"`), minuut (`"min"`) of uur.
Er geldt:
- `1` `"uur"`= `60` `"min"`
- `1` `"min"` = `60 "sec"`
- `1` `"uur"` = `3600 "sec"`
Hoeveel tijd verstreken is kun je bijvoorbeeld bijhouden op een klok.
Voorbeeld
Op de school van Anke begint het derde lesuur om `10:25` uur.
Het lesuur is afgelopen om `11:10`.
Hoelang duurt het lesuur?
- Van `10:25` tot `11:00` uur is `35` `"minuten"`
- Van `11:00` tot `11:10` uur is `10` `"minuten"`
- Het lesuur duurt in totaal dus `45` `"minuten"`.