Rekenregels

Bij rekenen gelden de voorrangregels:

  • eerst uitrekenen wat tussen haakjes staat,
  • dan kwadrateren of worteltrekken,
  • dan vermenigvuldigen of delen
  • dan optellen of aftrekken.

Voorbeelden

  • `8 + 3 × 6 = 8 + 18 = 26`
  • `12` - `36 : 9 = 12` - ` 4 = 8`
  • `(8 + 3) × 6 = 11 × 6 = 66`
  • `5 × (5 - 2) = 5 × 3 = 15`

Staan er in een breuk in de teller en noemer bewerkingen, reken die dan eerst uit:

`(26-2)/(3 xx 4)` = `(24)/(12)` = `2`