Machten en de voorrangsregels

Bij rekenen gelden de voorrangsregels.

  • Eerst uitrekenen wat tussen haakjes staat.
  • Dan machtsverheffen of worteltrekken.
  • Dan vermenigvuldigen en delen en dan optellen en aftrekken. 

Voorbeelden

  • `3 xx 2^2` = `3 xx 4` = `12`

  • `2^3 + 9` = `8 + 9` = `17`

  • `(2+3)^2` = `5^2` = `25`

  • `40 - 3^3` = `40 - 27` = `13`

  • `5^3 - 5^2` = `125 - 25` = `100`

  •  `(2^5)/(2 xx 4)` = `32/8` = `4`