Celdeling

Nadat het jonge organisme ontstaan is (uit geslachtelijke of na ongeslachtelijke voortplanting) gaan de cellen zich vele malen delen.

Bij een celdeling worden eerst alle celorganellen verdubbeld. Het erfelijk materiaal in de kern (chromosomen die bestaan uit DNA) wordt ook verdubbeld en daarna deelt de kern zich. Ook het cytoplasma groeit. De kernen worden naar weerszijden van de cel getrokken en ook de organellen worden verdeeld. In het midden van de cel ontstaat een nieuw membraan.
De cel snoert in en splitst uiteindelijk in tweeën. Uiteindelijk worden de dochtercellen even groot als de oorspronkelijke cel.

Bij plantencellen vormt zich rondom de celmembraan een nieuwe celwand.

Na de celdeling zijn er cellen die zich blijven delen. Zij zorgen ervoor dat het organisme kan blijven groeien. Er zijn ook cellen die zich specialiseren. Zij gaan een bepaalde taak uitvoeren. Ze krijgen een vorm die bij die taak past (zie Van cel tot orgaan).